Het transcript dat je hieronder aantreft is gegenereerd met behulp van computertechnologie.
Hierdoor kunnen de namen van personen en partijen soms foutief zijn weergegeven.
Indien je een fout opmerkt kun je deze gemakkelijk verbeteren door op het bewerk-symbool (het potloodje) te klikken.
We hebben een spreker, maar er is een probleem: dezelfde spreker spreekt ook bij een andere gelegenheid bij de WA Hoeve. Dus wij kunnen niet wachten. Nee, we gaan er niet op wachten. Maar ik kijk even naar jullie om te zien wat nu handig is. Ik denk dat we ook een bijdrage hebben die gelezen moet worden, dus ik zal die zo dadelijk als eerste ter discussie stellen om te zien of het reflecties oproept. Maar voordat we dat doen, hebben we afgesproken dat Johan een korte inleiding zal houden over het onderwerp waarvoor we vanavond bijeen zijn gekomen, wat het inhoudt en hoe we ernaar kijken. Johan Jansen, griffier.
Nou, dat doe ik uiteraard graag, dat voorstel wat nu voorligt. Het is niet zoals gebruikelijk afkomstig van het college. Er staat weliswaar de naam van Koos Janssen boven als portefeuillehouder, maar dat is niet Koos als collegelid, maar Koos als voorzitter van de raad. En zoals jullie kunnen lezen in het voorstel, is het eigenlijk opgesteld door de driehoek, hè? Dus dat zijn de burgemeester, de griffier en de secretaris. René is momenteel ziek, anders zou hij hier ook aanwezig zijn. Kijk, en de inhoud, die is heel simpel. Die is van jullie, die daar staat. Wij hebben dat bij elkaar gebracht en gebundeld, maar dit is de opbrengst van twee bijeenkomsten met Marcel Boogers, gericht op de bestuurscultuur, eigenlijk voortbouwend op een proces wat we al een aantal jaren geleden hebben ingesteld, namelijk dat we elke zomer starten met een reflectiebijeenkomst over hoe we ons werk doen. Of eigenlijk moet ik zeggen, hoe jullie je werk doen, of hoe wij gezamenlijk ons werk doen, want de driehoek hoort daar ook bij. Een initiatief van lang geleden van Dick, en een initiatief wat ook goed opgepakt is en wat duidelijk voorziet in een behoefte. Nou, die laatste twee bijeenkomsten gingen over de bestuurscultuur van Zeist. Nou, dat heeft geresulteerd in dit voorliggende stuk. En jullie hebben gezien dat het in tweeën is gesplitst. Dat is gesplitst in het manifest 'Goed op weg naar beter', met een aantal uitgangspunten waarvan voorgesteld wordt dat de raad die onderschrijft, en nogmaals, uitgangspunten die opgehaald zijn in de bijeenkomsten die we hebben gehad met Marcel Boogers. En een werkplan waarin we geprobeerd hebben die dingen die benoemd zijn in die bijeenkomsten in een soort van planning te zetten en onder te brengen in projecten die toch al lopen, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van de griffie en de vervanging van het RIS. Want dit is eigenlijk alles wat ik er bij de start over wilde zeggen. Nee, toch nog iets: in Zeist hechten we heel grote waarde aan de samenwerking en het samenspel, en we onderscheiden daarin eigenlijk het interne samenspel. Dan hebben we het over college, raad, ambtelijke organisatie, natuurlijk ook het samenspel binnen de raad en het samenspel binnen het college, samenspel binnen de ambtelijke organisatie, ook samenspel met de samenleving en het samenspel in de samenleving. Nou, ik noem die dingen allemaal, omdat dit voorstel eigenlijk gaat over dat interne samenspel, dat samenspel van de raad onderling, met het college en met de ambtelijke organisatie. Dat is dus de kern van dit voorstel en we doen dat, we willen dat samenspel goed op orde hebben om meer recht te kunnen doen aan de samenleving. Maar het begint, daar gaat dit over, met het interne samenspel.
Bedankt, Johan, voor die toelichting op dit moment. Ik wil eerst even kijken naar de bijdrage die Visscher daadwerkelijk heeft geleverd. Is er iemand die daarop wil reflecteren? Misschien kunnen we die reflectie ook terugkoppelen aan de inspreker en zijn bijdrage, enzovoorts. Punters, ja.
Ja, mijn excuses dat het fris van de lever is, want toen ik vanmiddag hier naar keek, was het document nog niet bijgevoegd. Nu wel, maar het is niet mis wat daar staat. Het is een vrij stevige analyse die, op wie in alle subjectiviteit zeg ik dan maar gewoon heel eerlijk, toch wel vol staat met aannames die ik niet wil. Het is ook een wat cynisch en een wat wantrouwend beeld, en tegelijkertijd zitten er wel aanknopingspunten in waarvan ik zeg: ja, misschien moeten we daar toch eens naar kijken. In het begin van zijn document heeft hij het bijvoorbeeld over de sessies die wij hebben gehouden, waar hij natuurlijk niet naar heeft kunnen kijken, want die zijn niet gedeeld. Het is wellicht wel te overwegen om uit de, laten we zeggen, vrij grote groep van vaste insprekers eens iemand te laten meekijken naar dit soort aspecten van de bestuurscultuur. Daar zal ik niet zoveel bezwaren tegen hebben, want dat geeft denk ik ook een inzicht in hoe we dit soort zaken aanpakken. Ik denk dat zo'n waarnemer nog wel eens aangenaam verrast zou kunnen worden door de professionaliteit waarmee dat georganiseerd wordt en ook wordt uitgevoerd door de raad. Dus dat is volgens mij wel iets waarvan ik zeg: daar zouden we eens nader naar kunnen kijken of daar steun voor is en of we dat zouden kunnen oppakken. Ik schrik wel van een aantal observaties, bijvoorbeeld als het gaat over het overnemen van bepaalde rollen door ontwikkelaars. Dat is een observatie die ik uitdrukkelijk niet deel. Ik denk ook dat de mensen in dit huis onrecht wordt aangedaan, en dat is heel breed, hè? Niet alleen het college en de mensen heel dicht bij het college en ondersteuners, maar ook de ambtenaren die iets verder op afstand staan. Die krijgen vanuit de observatie van Egbert Visser toch denk ik een vrij stevige tik op de neus. Voor nu, maar even dit, voorzitter, dank u wel. Marcel
Ja, ik had eigenlijk niet willen reageren. Ik had het voor kennisgeving aan willen nemen, maar nu de collega van de VVD dit zegt, wil ik daar toch aan toevoegen dat ik geen enkele behoefte heb om met mensen te spreken die dergelijke kwalificaties naar ons, naar de raad en naar ambtenaren uiten op papier, om met hen dat gesprek aan te gaan. Ik vind het een intern document waar wij als raad, college en ambtelijk apparaat aan het werk zijn, over hoe wij met elkaar willen omgaan. Ik zou het ook graag zo willen houden. En als wij dit binnenhalen, dan denk ik dat er oeverloze gesprekken komen die ons niet helpen om naar onszelf te kijken en te beoordelen wat we juist aan het doen zijn, om te kijken hoe we de bestuurscultuur in ons eigen handelen willen verbeteren. Om te komen tot een nog betere besturing van Zeist. Dankjewel.
Ja, voorzitter, ik heb een punt van orde, want er zijn nu ook persoonlijke opmerkingen gemaakt. De betrokkenen kunnen deze opmerkingen niet vernemen en kunnen hierop niet reageren. Het is gebruikelijk dat insprekers de gelegenheid krijgen, en hij zou deze gelegenheid ook graag willen benutten. Ik begrijp dat een reactie nu niet mogelijk is, dus ik zou willen voorstellen dat we deze punten toch nog even bewaren. Laten we de reactie voor wat het is en hem in het kader van deze rondetafelgesprekken alsnog de gelegenheid geven om zijn opmerkingen te maken en te reageren op datgene wat nu aan hem medegedeeld wordt.
Ik wilde een ander voorstel doen. De reacties geven een andere kijk. Mijn voorstel zou zijn dat ik een nieuw gesprek met de griffier heb, samen met Egbert Visser, over zijn inbreng. Daarbij zou ik alle elementen die jullie vanavond in deze bijeenkomst delen, in deze beraadslagingen, met hem doornemen. Verder zijn de bijdragen die hier geleverd zijn, terug te luisteren in audiovorm. Ik kan dat prima aan hem toelichten. Is dat een gedachte die steun vindt? Ja, voorzitter.
Voorzitter, ik wil ons ook wel een beetje aan de afgesproken procedures houden. Dat houdt in dat er een rondetafelgesprek is. Als hij ervoor kiest om bij een ander gesprek aanwezig te zijn in plaats van hier, dan nemen we gewoon kennis van zijn schriftelijke inbreng, zoals we dat doen met alle mensen die een bijdrage leveren aan een rondetafelgesprek en soms niet aanwezig kunnen zijn. We gaan dan niet buitenom nog allerlei gesprekken met mensen voeren, lijkt me. Maar...
Er is echter een complicatie: we hebben te maken met een inspreker die op twee avonden aanwezig is tijdens onze procedures. Ik wil enkel en alleen een beetje comfort bieden aan de samenleving, niets meer. Dus, hoewel ik niet namens u spreek, als de rest zegt dat het prima is, dan neem ik dat namens de rest aan en kunnen we vanavond verdergaan. Dit stuk zou ik namelijk graag vanavond willen bespreken en doorsturen naar de Raad, zonder dat we afhankelijk zijn van de aanwezigheid van een inspreker, voorzitter.
Voorzitter, er wordt nu een punt gemaakt over de procedure, maar het is deze Raad zelf die zich niet aan de procedure houdt. Namelijk, het stellen van vragen tijdens een rondetafelgesprek aan een inspreker, terwijl er nu gereageerd wordt op een stuk waarover eigenlijk nooit vragen zijn gesteld. Het is geen debat, en wat er nu gebeurt, zijn opmerkingen over zijn inbreng. Daar kan...
Meneer, kunnen we daar al voorbij zijn? Ik probeer nu met u een afspraak te maken over de procedure om hiermee door te gaan. Ik heb goed begrepen dat u pleit voor een zo goed mogelijke benadering bij het inspreken en de inbreng daarvan. Ik probeer daaraan tegemoet te komen door het voorstel neer te leggen dat ik, namens u en samen met de griffier, apart zal spreken met deze inspreker over zijn bijdrage en hoe de Raad daar vanavond over spreekt. Dit voorstel leg ik aan u voor. Als we daarover kunnen besluiten, dan kunnen we vanavond verdergaan met dit stuk. Vindt u het een goed voorstel dat ik dat doe? Ja?
Ja, voorzitter, ik vind het een goed voorstel. Maar ik wilde wel reageren op de procedure en dus aangeven dat de procedure door ons, door de Raad zelf, niet is gevolgd. Door te handelen zoals we hebben gedaan, en die opmerking wil ik in ieder geval in het verslag genoteerd zien.
Maar voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het ook een kwestie van overmacht is, nietwaar? De betrokkene die een behoorlijk uitgewerkt document heeft opgesteld, verdient erkenning, want het toont zijn betrokkenheid. Echter, vanwege procedurele redenen kan hij, omdat er over het onderwerp waarover gesproken wordt in een andere zaal, hier niet aanwezig zijn. Dan vind ik het dus op zijn plaats dat we begrip tonen. Luisteren en samenwerken zijn twee belangrijke begrippen. Als we die uit het oog verliezen, denk ik niet dat dat goed is. Dus ik kan mij geheel vinden in het voorstel dat u heeft gedaan.